Afschuiven.

Naast de drie vragen die ik in mijn vorige column besprak stelde ik ook nog een drietal andere vragen. De belangrijkste vraag (en het antwoord er op) staat hier onder.

Vraag: Nu we toch bezig zijn, is het college bekend met het feit, dat aan de voet van de omringdijk een vrij toegankelijke kwaliteitszone in stand dient te worden gehouden volgens de Provinciaal Ruimtelijke Verordening en op grond waarvan en door wie is daar ontheffing van verleend? 

Antwoord: Deze vraag gaat over de inhoud van de provinciale ruimtelijke verordening (PRV). Voor inhoudelijke vragen over de PRV kan informatie worden ingewonnen bij de Provincie.

We kunnen (om te beginnen) vaststellen dat de vraag niet wordt beantwoord. Het college laat in het midden of ze bekend was met wat er in de Provinciale Ruimtelijke Verordening was geregeld.

Op zich begrijpelijk. Antwoord je met “ja” dan is de volgende vraag, wat heb je (als gemeente) allemaal gedaan om de daaruit voortvloeiende verplichtingen na te komen.

Zeg je “nee” dan bestaat het risico dat je in een later stadium als een leugenaar wordt ontmaskerd. Evenmin een vrolijk vooruitzicht. De keuze ligt dus voor de hand. Je beantwoordt de vraag niet.

Vervolgens kies je een drogreden om het niet beantwoorden van de vraag te rechtvaardigen.

Het is een drogreden, omdat een wethouder nu eenmaal de verantwoordelijke bestuurder is voor wat betreft het uitvoeren van de (in de PRV vastgelegde) voorschriften.

Een verantwoording die hij niet zomaar kan afschuiven op de provincie.

Mijn vraag betrof niet de inhoud van de regeling. Die was bekend en meer dan duidelijk. Mijn vraag betrof de naleving (door het lokale bestuur) van wat er in de regeling werd voorgeschreven en waarvoor (door het lokale bestuur) ogenschijnlijk een ontheffing was verleend.

Het afschuiven van verantwoordelijkheden is voor tal van politici een populair tijdverdrijf, maar wat in dit geval er alleen maar toe zal leiden, dat ik een poging doe om van de provincie antwoord te krijgen op de volgende vraag.

“Is het instandhouden van een kwaliteitszone aan de voet van de Westfriese Omringdijk een vrijblijvend verzoek van de provincie aan de gemeenten of gaat het hier om een voorschrift, waarvan alleen na overleg met (en toestemming van) de provincie kan worden afgeweken?”

Ondertussen vind ik de manier van optreden van college, de weigering om vragen te beantwoorden of om uitleg te geven op het gebied van de procedurele en financiële gang van zaken een ondermijning van de lokale democratie.

Het is treurig om vast te stellen, dat de toezichthouder (de gemeenteraad) zich met handen en voeten gebonden heeft aan deze werkwijze van het college, maar kennelijk is dat de prijs, die betaald moet worden voor het raadsbrede akkoord.

Om zeep helpen.

Met de inschakeling van de communicatieadviseur Enkhuizen en Samenleving is het inmiddels duidelijk dat ik een nieuwe fase ben ingegaan voor wat betreft mijn contacten met de gemeente.

De belangrijkste verbetering is dat je nu na één dag antwoord krijgt en niet (als in een WOB verzoek) 8 weken (of langer) moet wachten voordat men laat weten niet te beschikken over het gevraagde document.

Is ondertussen ook de kwaliteit van het antwoord verbeterd? Ik vrees van niet. Ik had een drietal vragen gesteld.

Wie had het verzoek tot ontheffing ingediend, waar wilde men van ontheven worden en op grond waarvan is die ontheffing verleend? Drie zaken die je moet weten, wil je tenminste bezwaar kunnen maken tegen het besluit van het college.

Alleen op de eerste vraag heb ik een direct antwoord gekregen. Orez bv. De twee andere antwoorden waren minder bevredigend.

Het probleem zit hem in de volgorde der dingen.

Normaal gesproken geeft B&W vergunning voor iets, onder voorwaarde dat er aan bepaalde zaken wordt voldaan. In dit speciale geval, voorwaarden die door de waterbeheerder, het Hoogheemraadschap, worden bepaald.

Alvorens een vergunning definitief wordt verleend, dienen belanghebbenden in de gelegenheid gesteld te worden om bezwaar te maken tegen het verlenen van de vergunning. Die mogelijkheid heeft het college (bewust dan wel onbewust) door middel van de nu gevolgde procedure de belanghebbenden ontnomen.

Men kan nu alleen nog maar bezwaar maken tegen werkzaamheden, die reeds hun beslag hebben gekregen.

Ik ben geneigd om te denken, dat deze werkwijze bewust is gekozen. Met als oogmerk te voorkomen, dat het bepaalde in de PRV (Provinciaal Ruimtelijke Verordening) de zogenaamde “kwaliteitszone” als bezwaargrond zou kunnen worden aangevoerd.

Is het werkelijk toeval, dat RHO (gewaardeerd zakenpartner van Droomparken en maker van het bestemmingsplan) “vergeet” om de in de PRV vastgelegde “leidraad” inzake de kwaliteitszone in het bestemmingsplan op te nemen?

Is het ook toeval dat er, noch van gemeente zijde, noch van provinciale zijde, pogingen worden ondernomen deze overduidelijke tekortkoming in het BP te herstellen?

Of is dit het resultaat van wat wethouder Struijlaart destijds omschreef als een constructieve ambtelijke samenwerking?

Om zodoende, de door de provincie in het vooruitzicht gestelde kwaliteitszone, om zeep te kunnen helpen?

Ontheffing?

Hierboven de aankondiging in het gemeenteblad dat het college besloten heeft een ontheffing te verlenen voor het realiseren van een camping op de Immerhornweg 15.

Aan wie die ontheffing verleend zal zijn is duidelijk, Orez bv. Alleen waarvan Orez is ontheven is niet duidelijk. De enige ontheffing waarvan mijns inziens sprake kan zijn is, dat de camping gerealiseerd wordt op gronden, die deel uitmaakten van een provinciaal monument.

Een andere reden voor ontheffing zou kunnen zijn, dat de PRV (Provinciaal Ruimtelijke Verordering) voorschrijft, dat er aan de voet van de Westfriese Omringdijk een 200 meter brede kwaliteitszonen in stand moet worden gehouden.

Die zone bestond reeds, maar is inmiddels opgeofferd voor de aanleg van de camping.

Oude situatie
Nieuwe situatie

Een flink deel van de camping ligt dus in die kwaliteitszone, zodat voor dat deel (naar ik aanneem) ontheffing moet worden gevraagd. Volgens mij dient dat bij de provincie te gebeuren, maar die beweerd van niets te weten.

Het verzoek (van Orez) om ter plekke een camping te mogen aanleggen dateert overigens al van veel eerder. Reeds in 2019 werd een verzoek daartoe ingediend bij het HHNK, die dat verzoek op 18 november 2019 inwilligde.

Echter, het HHNK beoordeelt zo’n verzoek alleen maar op waterbouwkundige aspecten. Naleving van voorschriften op het gebied van ruimtelijke ordening (en hetgeen er op dat punt door de provincie is verordineerd) is een taak van de gemeente.

Waar het voor de hand zou hebben gelegen, dat het college direct nadat HHNK haar goedkeuring had verleend, haar eigen goedkeuring (inzake de ruimtelijke ordening) had toegevoegd, meende men kennelijk, dat men daarmee beter kon wachten totdat de camping grotendeels was aangelegd.

De reden voor deze handelswijze is niet duidelijk. Wat wel duidelijk is, is dat het college daarmee een behoorlijk groot risico neemt. Net als bij het tekenen van haar overeenkomst met Orez, voordat het bestemmingsplan was goedgekeurd, staat men toe, dat de camping al mag worden aangelegd, voordat een daarvoor benodigde ontheffing is verleend.

Zoals het college er eerder vanuit ging, dat iedereen zou instemmen met het door haar voorgestelde bestemmingplan, zo gaat men er nu kennelijk van uit, dat iedereen zal instemmen met de door haar verleende ontheffing.

De ezel stoot zich in het gemeen, niet twee keer aan dezelfde steen, maar deze eeuwenoude wijsheid lijkt aan het college van Enkhuizen niet besteed.

Het feit, dat het college pas ontheffing vraagt, nadat de camping al grotendeels is aangelegd, bevestigt het vermoeden dat dit college bijzonder hardleers is.

De primaire bezwaarmaker tegen deze gang van zaken lijkt me de provincie te moeten zijn.

Die kan namelijk niet anders vaststellen, dan dat de provinciale voorschriften (inzake de ruimtelijke ordening) door het college van Enkhuizen ter zijde zijn geschoven.

Kwaliteitszone?

In de brief, die Gedeputeerde Staten van Noord-Holland de gemeente Enkhuizen schreef (naar aanleiding van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan Enkhuizerzand/IJsselmeergebied) komt de volgende passage voor:

Het bestemmingsplan voorziet noch in een bebouwingsvrije en publiek toegankelijke zone van 200 meter langs de dijk (kwaliteitszone) noch in de handhaving van aantrekkelijke open ruimtes teneinde vanaf de dijk een afwisselend beeld op het landschap te realiseren (panoramazone).   

Ik lees hier niet anders dan een (door de provincie geconstateerde) tekortkoming in het bestemmingsplan. 

Het lijkt me voor de hand te liggen, dat de gemeente (die op haar grondgebied uitvoerder is van provinciaal beleid) er voor zorg draagt, dat die tekortkoming in het Bestemmingplan ongedaan wordt gemaakt. En dat de raad (zijnde de toezichthouder van B&W) er op toeziet, dat B&W zich daadwerkelijk van die taak kwijt. 

Maar niets is minder waar. De Enkhuizer politiek heeft geen enkele boodschap aan het uitvoeren van provinciaal beleid. Ze gaan gewoon hun eigen gang en verkopen hun eigen moeder als het zo uitkomt. 

Zo verkopen ze (wat een voor publiek toegankelijk kwaliteitszone had moeten zijn) voor een paar grijpstuivers (ruim één euro m2) aan een ontwikkelaar, die het gebied vervolgens vol mag pleuren met sta-caravans. 

Als een Enkhuizer ondernemer een zonnescherm installeert dat 2 meter langer is dan waarvoor de gemeente een vergunning heeft verleend, mag je er op rekenen dat ze je weten te vinden.

Maar als een 200 meter brede kwaliteitszone voor een appel en een ei wordt verpatst, valt het niemand op. Ook niet degenen, die zich breed maken en beweren dat ze onze belangen behartigen.

Verder heb ik begrepen, dat ook de provincie zich er met een Jantje van Leyden van af probeert te maken. Zodat het uiteindelijk de Raad van State zal zijn, die mag bepalen of ons de (in het vooruitzicht gestelde) kwaliteitszone wel of niet door de neus zal worden geboord. 

Er zit dan ook niets anders op dan om bij het Hoogheemraadschap bezwaar te maken tegen het herziene indelingsplan van de camping, dat inmiddels door haar is goedgekeurd.

Voordat daarover iedereen weer in de stress schiet, het gaat om de indeling van de camping, die op zodanige wijze had moeten gebeuren, dat er voldoende ruimte was gebleven om de (door de provincie in de PRV vastgelegde) kwaliteitszone te realiseren.

Woningen en kavelprijzen.

De nieuwe camping bevat ongeveer 60 sta-caravans afkomstig van de oude camping die bedoeld zijn voor eigen gebruik. Daarnaast wil Droomparken zo’n 60 chalets plaatsen en verkopen voor de verhuur. Zeg maar een goedkopere versie van het vakantiepark dat ze elders op het Enkhuizerzand hoopt te realiseren.

De voor de camping benodigde grond is inmiddels eigendom van Orez, die er ongeveer één euro de vierkante meter voor betaalde.

De Droomparken chalets zullen (naar ik aanneem) verkocht worden als beleggingsobject, net als de chalets op de camping (inmiddels tot resort omgedoopt) in Broekerhaven.

Van die chalets aldaar is er één te koop, zodat we ons een beeld kunnen vormen van wat de marktprijzen ongeveer zijn. Beide foto’s zijn afkomstig van de website waar de chalet wordt aangeboden.

Van een volledig ingericht chalet (met een vloeroppervlak van 66 m2) direct aan het water en hardhouten terras is de vraagprijs € 225.000,- k.k.

Geweldig uitzicht over het Markermeer, terras voor en naast de chalet en parkeerplek voor twee auto’s,

InterieurNaast de aanschafprijs zijn er ook nog jaarlijkse lasten.

Huur van de kavel jaarlijks € 6000,-  en € 2000,- voor onderhoud aan woning en tuin.

Een uitgebreide set foto’s is hier te bewonderen, maar neem vooral ook een kijkje op de Droomparken website voor een indruk van hun woningenaanbod en de kavelprijzen.

Mijn gevoel zegt me, dat Droomparken uiteindelijk alle bestaande sta-caravans op den duur zal wil vervangen door chalets die ze zelf verkoopt, maar een bewijs daarvoor heb ik niet.

 

Warboel.

De werkelijke reden voor het door het college te nemen besluit was NIET de verlenging van een vergunning tot het in stand houden van een tijdelijke verkeersopgang van de Oosterdijk.

Zoals beleidsambtenaren van gemeente en provincie aanvankelijk deden voorkomen, maar “handelingen die in strijd waren met regels ruimtelijke ordening.”

Waarom dat ons (ook het comité tot behoud van het REZ had daarover vragen gesteld) niet gewoon is verteld, is me een raadsel, dat had een hoop uitzoekerij bespaard.

Geen handelingen die betrekking hadden op de provinciale verordening (zoals het in stand houden van een kwaliteitszone aan de voet van de Omringdijk), zoals ik verwachtte. Maar vanwege een ontheffing van hetgeen er in het bestemmingsplan was bepaald. “Dat er op een camping geen permanente recreatieve nachtverblijven mogen gebouwd.”

Op een camping mogen alleen mobiele recreatieve nachtverblijven, zoals sta-caravans worden geplaatst. Orez wilde met haar aanvraag dus bereiken, dat zij naast de mobiele nachtverblijven ook permanente nachtverblijven zou mogen plaatsen.

De ontheffing (tot het plaatsen van permanente nachtverblijven) kan het college alleen  verlenen als degene, die de vergunning voor het inrichten van de camping heeft verstrekt (het Hoogheemraadschap), daar positief over heeft geadviseerd.

Orez produceerde derhalve een document waar dat uit zou moeten blijken.

Helaas, in het document betuigt het Hoogheemraadschap haar instemming met het verlengen van de vergunning voor een tijdelijk bouwweg. Van een positief advies over de plaatsing van permanente chalets/huisjes is geen sprake.

Merkwaardig genoeg laat Orez directeur Bruils aan het NHD weten, dat hij helemaal geen permanente chalets wil plaatsen, maar dat alle te plaatsen chalets binnen 24 uur van hun plek verwijderd kunnen worden. Ik neem dus aan dat hij daarmee het type chalets bedoelt, dat ook in Broekerhaven is geplaatst.

Die zijn gebouwd op een stalen chassis met twee wielen om de illusie in stand te houden dat ze verrijdbaar zijn. In werkelijkheid worden ze door middel van een kraan op hun plek gehesen.

Samengevat, Orez vraagt ontheffing aan van wat er in het bestemmingsplan is bepaald en doet die aanvraag gepaard gaan met een document dat niet ter zake doet. Bovendien laat de Orez directie de krant weten, die ontheffing niet nodig te vinden.

Tot zover de warboel rond het verzoek om een ontheffing voor wat betreft de inrichting van een camping. Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Blijft over handhaving door de provincie van de 200 meter brede kwaliteitszone aan de voet van de Omringdijk. Ik begrijp van haar beleidsmedewerker dat ze daar niet toe zal overgaan. Aangezien de IJsselmeervereniging (e.a) zich op het standpunt stellen dat het BP daarin wel had moeten voorzien, zal de Raad van State daar uiteindelijk uitspraak over doen, met als mogelijk gevolg, dat het BP op dat punt gewijzigd dient te worden.

Geen idee wat daar dan weer de gevolgen van zullen zijn.

Gepruts.

In de Enkhuizer krant van vandaag een uitgebreide reportage van Tanja Koopen over een aanvraag die tot onrust leidt. Die aanvraag wordt omschreven als een verzoek tot het plaatsen van “recreatieve nachtverblijven.”

Ik houd de boel (voor wat betreft vergunningen) redelijk goed in de gaten, maar een verzoek tot het plaatsen van “recreatieve nachtverblijven” ben ik niet tegengekomen.

Wel een verzoek voor “ontheffing voor het realiseren van een camping.” Op mijn vraag waarvan de aanvrager wilde worden ontheven kreeg van van zowel de provincie als de gemeente als reactie dat het niet om een ontheffing gaat, maar om een verlenging van een al eerder door het Hoogheemraadschap verleende vergunning.

Geen ontheffing dus, maar een wijzigingsbesluit waarmee de vergunning tot het gebruik van de tijdelijke toegangsweg vanaf de Oosterdijk (door bouwverkeer) is toegestaan.

Grappig is, dat (voor zover ik kan nagaan) het college nooit een besluit heeft genomen over de al eerder door HHNK gegeven toestemming voor het inrichten van de camping. Die toestemming (van HHNK) heeft alleen betrekking op de waterbouwkundige aspecten van het uit te voeren werk.

Of de plaats van de camping voldoet aan de ruimtelijke eisen, zoals die door de provincie zijn geformuleerd, (kwaliteitszone) is een aspect, dat ter beoordeling van het college is en waarover men (klaarblijkelijk) nog geen besluit heeft genomen.

indeling
Meest recente indeling van de camping. Het noordelijke deel bevat stacaravans van de bestaande standplaatshouders. Het zuidelijke deel is gereserveerd voor door Droomparken te bouwen en verkopen/verhuren chalets.De

De krant citeert Orez directeur Bruil, die verklaart dat het verzoek om ontheffing mogelijk  betrekking heeft op een tijdelijk kantoor annex receptie.

Zoals ik eerder al schreef, als er door Orez een verzoek tot inrichten van een camping is ingediend (en daar lijkt het op), dan is dat verzoek rijkelijk laat. De camping is, zeker voor wat betreft de infrastructuur, al grotendeels ingericht.

Dat die inrichting conform de wensen van HHNK is gebeurd is ongetwijfeld waar. Maar de gemeente dient bij het verstrekken van een vergunning (voor het aanleggen van een camping) ook rekening te houden met de ruimtelijke eisen van de provincie.

En daar is, zoals uit het in dit bericht opgenomen kaartje blijkt, geen rekening gehouden.

Dat kan uiteindelijk alleen maar leiden tot een nieuw conflict met de provincie over de ruimtelijke indeling van het gebied en komt er geen einde aan het gemeentelijk gepruts op dat gebied.

Maar gelukkig is er wel een raadsbreed akkoord, dat voorkomt dat het gepruts anderen (zoals de krant) opvalt.

 

Wijziging of ontheffing.

Het Hoog Heemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft op 16 april een besluit genomen over een door Orez ingediende aanvraag.

Het betreft een wijziging van op 18 november verleende vergunning waar ik het eerder over had. Hierbij de letterlijke tekst van het besluit.

besluit 160420

De vraag is nu, is dit besluit over een wijziging van de door HHNK op 18 november 2019 verleende vergunning het antwoord op het 25 maart ingediende verzoekt om ontheffing te verlenen voor het realiseren van een camping?aanvraag

De aanvraag tot wijziging noemt als locatie Immerhornweg 1, Terwijl de aanvraag tot ontheffing spreekt van Immerhornweg 15.

Wat ik me nu afvraag is of het verzoek tot wijziging hetzelfde is als een verzoek om ontheffing? Of gaat het om twee verzoeken waarover twee besluiten moeten worden genomen?

Immers, het Hoog Heemraadschap oordeelt slechts over waterbouwkundige belangen en bemoeit zich niet met belangen op het gebied van ruimtelijke ordening. Daarover gaat de provincie die daarvoor een provinciale leidraad hanteert.

Wie er op moet toezien dat die leidraad op gemeentelijk niveau wordt nageleefd durf ik niet met zekerheid te zeggen, maar het lijkt me dat elke gemeente binnen haar grenzen voor naleving zorg moet dragen.

En als ik DAT goed heb, dan openbaart zich binnenkort het probleem waar ik al tijden voor waarschuw. De voorgenomen campingindeling voldoet niet aan wat er door de provincie in de leidraad wordt voorgeschreven.

indelingNamelijk dat er (aan de voet van de Omringdijk) een 200 meter brede kwaliteitszone moet worden gerealiseerd die voor ieder toegankelijk is.

Dat die zone er gaat komen lijkt me nogal vanzelfsprekend. Ik denk namelijk niet, dat de provincie zal afwijken van wat ze in haar Leidraad heeft vastgelegd.

En zelfs al zou ze dat willen, dan nog biedt dat geen garantie dat de staatsraad daar mee zal instemmen.

Mijn verwachting is dan ook, dat de provincie de gemeente binnenkort zal opdragen om datgene te doen wat van haar verwacht mag worden.

Namelijk het ten uitvoer te brengen wat in provinciaal verband (op het gebied van ruimtelijke ordening) is vastgesteld en overeengekomen.

En het zou daarbij zo maar kunnen zijn, dat de kosten van dat ten uitvoer brengen voor rekening van de gemeente komt.

Zand in de ogen strooien.

Korte samenvatting van het voorafgaande. Op 1 april verschijnt in het gemeenteblad de onderstaande aankondiging.

Ontheffing

Het betreft een ontheffing voor het realiseren van een camping. Omdat de realisatie van de nieuwe camping al vanaf half januari in volle gang is, vraag ik me af, waar de ontheffing betrekking op heeft. De verantwoordelijke ambtenaar blijkt afwezig en ook mijn terugbelverzoek wordt niet gehonoreerd.

Daarop wend ik me tot de provincie met de vraag of het verzoek om ontheffing wellicht te maken heeft met het ruimtelijke voorschrift van de provincie om aan de voet van de Westfriese Omringdijk een 200 meter brede kwaliteitszone (d.w.z. zonder bebouwing)  te realiseren.

De provincie laat (na consultatie van Enkhuizen) weten, dat mijn veronderstelling niet juist is, maar dat de aanvraag betrekking heeft op het verlengen van de vergunning tot het in stand houden van een tijdelijke oprit voor bouwverkeer. (Zie mijn vorige bericht)

Vervolgens krijg ik bericht van de beleidsadviseur ruimtelijke ontwikkeling van de SED organisatie, die de juistheid van de door de provincie verstrekte informatie bevestigt,  om daarop aansluitend aan te geven, dat de verstrekte informatie niet juist is.

Het op 1 april ingediende verzoek heeft (volgens hem) geen betrekking op verlenging van een vergunning tot het in stand houden van een tijdelijke oprit, maar betreft werkzaamheden die verricht moesten worden in het attentiegebied van het HHNK. Ik citeer hem even letterlijk.

De locatie van de camping ten noorden van de voetbalvelden ligt in het zogeheten attentiegebied van de waterbeheerder, zijnde HHNK. Als er in dat gebied werkzaamheden verricht worden moet er toestemming / positief advies worden gekregen van die waterbeheerder. Het mag namelijk niet zo zijn dat de waterkering nadelig wordt beïnvloed door ontwikkelingen. De aanvraag is om advies voorgelegd aan het HHNK. Het college van B&W betrekt het advies van het HHNK vervolgens bij haar besluit om al dan niet de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.  Dit is zo voorgeschreven in het bestemmingsplan. Overigens is het plaatsen (bouwen) van de recreatieve verblijven vergunningvrij.

Vertrouwend u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd,

Echter, de toestemming tot het verrichten van werkzaamheden in het betreffende gebied is al op 18 november 2019 aan Orez verleend en (op grond van die toestemming) is Orez halverwege januari begonnen met de herinrichting van het gebied.

Het kan dan ook niet anders, dan dat het op 1 april gedane verzoek tot het verstrekken van een vergunning/vrijstelling helemaal niets te maken heeft met het uitvoeren van werkzaamheden, zoals de gemeentelijke beleidsmedewerker beweert.

Dat verzoek is al in 2019 gedaan en afgehandeld.

Dus waar heeft het verzoek van 1 april dan wel betrekking op? Ik vermoed ruimtelijke ordening, maar dat is ontkend.

Tegelijkertijd is het me duidelijk geworden dat de ambtelijke organisaties van zowel de provincie als de gemeente er niet voor terug deinzen om mij zand in de ogen te strooien.

Een zinloze poging om verwarring te zaaien, omdat B&W ooit een besluit zal moeten nemen over het ingediende verzoek.

Waardoor ook de redenen voor dat verzoek duidelijk zullen worden.

Verkeerde veronderstelling?

Mijn vorige bericht ging over de aanvraag voor een omgevingsvergunning ofwel een ontheffing voor het realiseren van een camping.

Omdat de gemeente mijn vraag (wat die ontheffing precies inhield) niet beantwoorde, heb ik de provincie de vraag voorgelegd of die ontheffing wellicht betrekking had op de 200 meter brede bebouwingsvrije “kwaliteitszone”.

Te realiseren vanaf de voet van de Westfriese Omringdijk, zoals voorgeschreven door de  Provinciale Ruimtelijke Verordening. (PRV)

Feit is namelijk, dat de nieuw ingerichte camping niet aan die voorwaarde voldoet, wat het risico met zich brengt dat na uitspraak van de Raad van State een deel van de reeds ingerichte camping weer moet worden ontruimd.

Er van uitgaande, dat de gemeente een dergelijk risico niet zou hebben willen nemen  veronderstelde ik, dat er tussen gemeente en provincie afspraken waren gemaakt over het verlenen van zo’n ontheffing en zocht ik bevestiging van die veronderstelling.

Inmiddels heb ik antwoord van de provincie, waaruit blijkt dat mijn veronderstelling onjuist was. De provinciaal ambtenaar liet me namelijk het volgende weten.

Ik heb navraag gedaan bij de gemeente Enkhuizen. Duidelijk is mij geworden, dat het gaat om verlenging van een reeds verleende tijdelijke omgevingsvergunning voor de ontsluiting van het terrein als bouwweg voor het (bouw)verkeer voor de camping. Een tijdelijke omgevingsvergunning kan tot maximaal 10 jaar verleend worden, artikel 4 lid 11 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Omdat het gaat om een strijdig gebruik wordt ook wel gesproken van een ontheffing. De termijn van de verleende vergunning is kennelijk aan verlenging toe, waardoor de aanvraag is gedaan. Aangezien het om een aanvraag gaat, staan hiertoe nog geen rechtsmiddelen open. Dat is pas mogelijk als er sprake is van een besluit. U zal te zijner tijd op het besluit kunnen reageren.

Tamelijk verwarrend allemaal, omdat de vergunningsaanvraag nadrukkelijk spreekt van een “ontheffing voor het realiseren van een camping” en niet van een verlenging van een tijdelijke omgevingsvergunning.

Ontheffing

Enfin, de vraag blijft natuurlijk hoe het kan, dat OREZ (bij het realiseren van de nieuwe camping) zich niet hoeft te houden aan de ruimtelijke voorschriften zoals die door de provincie zijn vastgelegd. Daarom heb ik die vraag opnieuw voorgelegd aan provincie en gemeente.

 

%d bloggers liken dit: