Mijn ouders en grootouders probeerden hun financiële beslommeringen op orde te houden met behulp van een (door de firma Brabantia ontwikkeld) hulpmiddel, het huishoudgeldblikje.
De bedoeling was, dat uit de wekelijkse inkomsten een bedragje werd gereserveerd voor toekomstige uitgaven en in het blikje gedeponeerd.
Bij ons thuis was het de gewoonte dat het spaarblik door de vrouw des huizes werd beheerd, die dat met grote omzichtigheid deed.
Uiteraard was er nooit ergens geld voor, behalve als grootmoeder meende dat de uitgave noodzakelijk was. Plotseling bleek er dan (dank zij het blikje) toch weer ergens geld voor te zijn. Met als leidend beginsel, kolen gaan voor vakantie.
De gemeentelijke financiën werken volgens hetzelfde principe. Ook daar heeft men zelden ergens geld voor, tenzij de wethouder het belangrijk vindt.
Hij “vindt” dan geld door het van het ene naar het andere deel van het blikje over te hevelen. Wat de wethouder belangrijk of leuk vindt om zijn naam aan te verbinden, wordt gewoonlijk onder de noemer “nieuw beleid” samengevat.
Tijdens de laatste begrotingsvergadering leek de gemeenteraad een beetje op de lijn van mijn grootmoeder te zitten. Geen geld meer frivoliteiten en stokpaardjes van het college. Lijkt me geen onverstandige opstelling. Eerst kolen, dan vakantie