Formeel heeft de gemeenteraad een toezichthoudende functie. Om die functie te kunnen uitoefenen heeft de raad het recht inzage te vragen in de zogenaamde onderliggende (meestal ambtelijke) stukken.
Op basis van die onderliggende stukken wordt een raadsvoorstel geschreven. Zo’n raadsvoorstel is per definitie de politieke vertaling van hetgeen er in de onderliggende stukken staat vermeld. Wanneer er twijfel bestaat of die “vertaling” van onderliggende stukken naar een politiek document wel correct is verlopen, blijft er slechts één mogelijkheid over.
Het politieke document (raadsvoorstel) vergelijken met de onderliggende stukken.
In dit geval ontstond bij mij twijfel nadat het college aanvankelijk beweerde dat de kosten van verzwaring € 100.000,- bedroegen, vervolgens een jaar later beweerde dat ze maar € 60.000,- waren, om in hetzelfde raadsvoorstel een berekening op te nemen waaruit bleek dat de kosten van verzwaring slechts € 20.000,- waren.
Nog los van de spectaculaire daling van kosten kunnen de kosten van verzwaring niet gelijktijdig € 60.000,- en € 20.000,- zijn. Een logisch manco dat de rechtbank, maar ook de raad, klaarblijkelijk niet is opgevallen.
Het belangrijkste bewijs dat mijn WOB verzoek heeft opgeleverd is, dat er geen schriftelijk bewijs is voor hetgeen er door het college werd beweerd en dat de gemeente op een aantal punten door de aannemer is tegengesproken.
Toen de verzwaring niet na oplevering, maar voor oplevering gerealiseerd was heeft de aannemer zijn oorspronkelijk aanspraak gematigd, maar die matiging is nooit aan de raad doorgegeven.
De aannemer is niet overgegaan tot aanleg om zichzelf imagoschade te besparen, maar om gemeente en stichting imagoschade te besparen. Immers, zou hij de verzwaring niet hebben uitgevoerd, maar volgens bestek hebben opgeleverd, dat had er geen gebruiksvergunning kunnen worden afgegeven.
Aangezien de opdrachtgever (en niet de aannemer) verantwoordelijk is voor het opstellen van het bestek, zou het een blamage van de eerste orde zijn als het door de gemeente opgestelde bestek geleid zou hebben tot een gebouw waarvoor geen gebruiksvergunning kon worden afgegeven.
Kortom er waren tenminste twee nogal fundamentele zaken die door de aannemer waren tegengesproken en ook de overige uitspraken, zoals de dramatische kostendaling of het gelijktijdig beweren dat de kosten van verzwaring € 60.000,- bedroegen dan wel € 20.000,- , waren op geen enkele wijze onderbouwd.
Dat de rechtbank de beweringen van de gemeente geloofwaardig zou vinden (omdat het nu eenmaal beweringen van de overheid zijn) was iets waar burgemeester Baas me al voor had gewaarschuwd.
Toch blijft het wringen. Enerzijds doet men net alsof men een voorbehoud maakt, de beweringen van de gemeente moeten geloofwaardig zijn, maar anderzijds wordt elke bewering van de gemeente als geloofwaardig beschouwd. Waardoor er eigenlijk geen enkel voorbehoud is. Of, wat de gemeente beweert objectief gezien geloofwaardig is, doet feitelijk niet ter zake. Alles wat zij beweert is geloofwaardig, omdat ze de gemeente is. De bewijslast ligt dus nooit bij de overheid, maar altijd bij de burger.
Ik wist dat niet, maar als dat de stand van zaken is, dan heeft het geen zin om in beroep te gaan. Ook een hogere rechter zal immers zeggen: Ik vind alles wat de gemeente zegt geloofwaardig, dus bewijst U maar dat het niet zo is.
Dat kan ik niet. Ik kan alleen indirect bewijs leveren in de zin dat elke (niet criminele) organisatie over de door mij gevraagde documenten beschikt. Direct bewijs behoort niet tot de mogelijkheden. Gegeven het feit dat het zonneklaar is dat gemeente, aannemer en stichting hun verklaringen op elkaar afstemmen. Ze doen maar. Ik heb mijn best gedaan om de waarheid te achterhalen en ben daar redelijk in geslaagd.
Iets wat we niet kunnen zeggen van de toezichthouder, de gemeenteraad.
Die houdt zich al meer dan een jaar schuil. Ooit, tijdens de raadsbehandeling, koesterde Jaap Koning (D66) nog ambities voor wat betreft waarheidsvinding en stelde hij voor om een raadsenquête te houden. Een loodzwaar en kostbaar instrument, omdat je allerlei externe deskundigen moet inhuren. Maar toen de meerderheid van de raad daar niets voor voelde, verdween bij hem kennelijk ook de behoefte aan waarheidsvinding.
In plaats daarvan mocht hij formateurtje zijn van het nieuwe college.
Ik zie echter toch nog een klein probleem. De gemeente heeft inmiddels “bewezen”, dat zij in lang niet alle gevallen die documenten uitmaakt die democratische toezicht op de gemaakte (betalings)afspraken mogelijk maakt. Omdat de raad nauwelijks toezicht uitoefent, was dat tot dusver niet opgevallen.
Maar dank zij mijn WOB verzoek is pijnlijk duidelijk geworden, dat documenten die een strikte voorwaarde zijn voor behoorlijk openbaar bestuur, uit efficiëntie overwegingen niet worden gemaakt door de gemeente. Dat impliceert dat democratisch toezicht op die afspraken feitelijk onmogelijk is gemaakt.
Ik vind het nogal wat, dat je een democratisch recht (tot controle op gemaakte financiële afspraken) gewoon verkwanselt, omdat je geen zin hebt toezicht te houden. Maar goed, dat is iets wat de raad voor zichzelf moet uitmaken.
Ik kan weinig meer doen dan daar mijn bezorgdheid over uitspreken.
Vind ik leuk:
Like Laden...