Ik hoor ook nog wel eens wat, dus ik heb een redelijk idee hoe er over mij in de wandelgangen van de Breedstraat wordt gesproken. Maar zo erg als waarvan de collega’s van Pieter Omzigt hem hebben bejegend (nazi praktijken) is het volgens mij nog niet.
Niettemin zullen er velen in de Breedstraat inmiddels overtuigd zijn geraakt van de intrinsieke slechtheid van mijn personage.
Bekent is, dat de bestuurscultuur in Enkhuizen voor een belangrijk deel door persoonlijke voorkeuren wordt bepaald. Over een belangrijk personage las ik onlangs, dat hij niet erg zijn best deed om zich bij een groot publiek geliefd te maken.
Dat zou zo maar, ook op mij van toepassing kunnen zijn. Ik denk niet, dat ik over de gave beschik (zoals de meeste politici) om anderen te behagen. In mijn ogen zijn de dingen zoals ze zijn, doe je er verstandig aan dat te accepteren en schiet je er niets mee op om de dingen rooskleuriger voor te stellen dan ze zijn.
Iets wat politici graag doen om de pijn voor hun electoraat te verzachten. Ik ga dus uit van nobele bedoelingen, maar kan tegelijkertijd niet nalaten om er op te wijzen, dat hun nobele bedoelingen soms stinkende wonden veroorzaken.
In dit geval zijn de feiten, dat het college de waarde van ons recreatiegebied op 10 miljoen had laten taxeren, verklaarde dat dit bedrag marktconform was en het op basis daarvan (na aftrek van te maken kosten) voor € 335.000,- had verkocht.
Feit is verder, dat Orez anderhalf jaar later een precies dezelfde taxatie heeft laten uitvoeren en tot een gebiedswaarde van 30 miljoen komt.
Op basis van dit verschil in waarde kan worden geconcludeerd dat de bieding, gebaseerd op een gebiedswaarde van 10 miljoen niet marktconform was en de toewijzing gezien moet worden als ongeoorloofde staatsteun.
Vermakelijk is, dat Orez zelf (via de raadsbrief van 28 juni) aandringt tot het openbaar maken van een stuk (het taxatierapport van Cushman & Wakefield), dat het definitieve bewijs levert, dat de door de gemeente uitgevoerde taxatie geen bewijs is van marktconformiteit.
Waarmee eens te meer de wijsheid wordt bevestigd van ”al is de leugen nog zo snel de waarheid achterhaald haar wel”.
Het definitieve (door Orez zelf geleverde bewijs) dateert van na 28 juni 2021 en dus heeft de raad inmiddels ruim twee maanden de tijd gekregen om het te bestuderen.
Maar tot nu toe geen enkele stap (door de raad) in de richting van het openbaar maken van het bewijs en de in het vooruitzicht gestelde discussie erover.
Daarmee wordt de suggestie gewekt, dat het optreden van de raad een zekere verwantschap heeft met wat we (in de sport) “spelbederf” zijn gaan noemen.