De redenering lijkt op het eerste gezicht logisch. Als de ramingen waarmee een exploitatieopzet is opgebouwd marktconform zijn, dan kan het niet anders of het eindresultaat van het totaal aan ramingen, de exploitatieopzet, moet ook marktconform zijn.
De redenering berust helaas een drogreden. Om te kunnen vaststellen, of er sprake is van een marktconforme “bieding” heb je meerder biedingen nodig, die allemaal binnen een bepaalde bandbreedte passen.
Beschik je daar niet over, dan is een kwalificatie als “marktconforme bieding” onjuist en misleidend.
We kunnen dus vaststellen, dat de opdracht tot de herinrichting van het REZ onderhands is gegund op basis van een onjuiste en misleidende kwalificatie.
De daaruit voortvloeiende vraag is, wie is daar verantwoordelijk voor geweest? Het antwoord is eenduidig. Het college en haar ambtelijke organisatie.
Van meet af aan was er in het proces van aanbesteding geen rol weggelegd voor de raad. Vrijwel alle noodzakelijke besluiten zijn door het college genomen. Pas aan het einde van het traject, toen de overeenkomst met Orez al was gesloten, werd de raad ingeschakeld.
Om een bestemmingsplan goed te keuren dat, inclusief bijlagen, meer dan 1000 pagina’s telde en waarvoor 14 dagen bedenktijd beschikbaar was. Dat alleen al maakt duidelijk, dat de toezichthoudende functie van de raad tot een wassen neus is gereduceerd.
Dat bestemmingsplan, opgesteld door de adviseur van Droomparken, kent tot dusver drie verschillende versies. Of het bij drie blijft weten weten we over enkele weken, als de uitspraak van de Raad van State bekend is.
Als gezegd, de raad heeft zich vrijwillig buitenspel laten plaatsen en die situatie is tot op de dag van vandaag zo gebleven. Getuige de noodkreet van Jans (HEA) tijdens de raadsvergadering van september 2020. Waarin hij, min of meer ten einde raad, vraagt om door de Droomparken directie geïnformeerd te mogen worden, omdat de door het college verstrekte informatie ontoereikend is.
Het zich afzijdig houden van de raad (op verzoek van het college) komt ook tot uitdrukking als ik haar op 12 augustus (door middel van een mail aan het presidium) vraag om te beoordelen of de exploitatieopzet en het taxatierapport nog langer geheim moet blijven.
Een reactie blijft uit. Uit betrouwbare bron weet ik dat het college de raad er van heeft weten te overtuigen de geheimhouding in stand te houden. Door middel van ondeugdelijke argumenten, die het college inmiddels (naar mij toe) weer heeft vervangen door weer andere ondeugdelijke argumenten.
De onderhandse gunning van een project op basis van onjuiste en misleidende informatie is (tenzij sprake is van strafbare feiten) naar ik aanneem niet meer ongedaan te maken.
Maar het blijft natuurlijk wel beschamend als het instituut, dat tot taak heeft de bevolking te vertegenwoordigen en toezicht te houden, zich laat omvormen tot een instrument, dat geen toezicht houdt en onjuiste en misleidende informatie laat voortbestaan. Omdat men geen “gedoe” wil en zich liever afzijdig houdt.
Nu duidelijk is, dat de aanbesteding van het project REZ heeft plaatsgevonden op basis van onjuiste en misleidende informatie, terwijl het mechanisme, dat werd voorgesteld als zijnde controlemiddel, bij nadere beschouwing niet meer is dan een doorgestoken kaart, kan de raad zich niet langer veroorloven om afzijdig te blijven.
Daarom zal ik mijn vraag van 12 augustus aan de gemeenteraad herhalen.
“Om te beoordelen (aan de hand van de inhoud van beide documenten) of de exploitatieopzet (die het college deed besluiten om de opdracht te verstrekken) en het taxatierapport (die het college deed concluderen, dat sprake was van een marktconforme bieding) nog steeds geheim moet blijven.
Ik ga er vanuit, dat deze vraag (tijdens de eerstkomende vergadering in januari) door middel van een besluit van de raad zal worden beantwoord.