In mijn vorige beschouwing schreef ik, dat onze raadsleden zelf meewerkten aan het oprichten van barrières, waarmee ze het voor zichzelf vrijwel onmogelijk maken om hun taak als toezichthouder op efficiënte wijze te vervullen.
Neem bijvoorbeeld de gewijzigde “Verordening op de ambtelijke bijstand en de fractieondersteuning 2020” waar de Enkhuizer raad,in haar vergadering op 25 februari, mee zal instemmen
In de verordening zijn de ambtelijke bijstand en (financiële) fractieondersteuning bijeengebracht.
Ik ben bij de presidiumbehandeling van de vorige wijziging geweest en toen ging het alleen maar over de hoeveelheid vergoeding die elke fractie zou kunnen ontvangen. Het lijkt me sterk, dat de aandacht deze keer wel op de ambtelijke bijstand gericht is geweest.
Dus alle aandacht naar artikel 2, waarin de eigen vergoeding wordt geregeld en geen enkele aandacht voor artikel 1 dat gaat over ambtelijke bijstand.
In plaats van dat deze verordening wordt vastgelegd, dat een raadslid (uit hoofde van zijn functie van toezichthouder) recht heeft op inzage in alle informatie die binnen de organisatie beschikbaar is, moet hij het doen met het volgende zuinige opmerkingen.
Artikel 1, punt 1
- Een raadslid kan zich tot de griffier wenden met een verzoek om:
a. feitelijke en beschikbare informatie van geringe omvang;
b. inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn;
en artikel 1, punt 3
- Indien een ambtenaar twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, stelt hij de secretaris daarvan in kennis.
- De secretaris beslist.
Dus wat ooit het recht was van een volksvertegenwoordiger, is nu (op advies van de griffier) terug geschaald naar de mogelijkheid om (de griffier) een verzoek te doen om informatie te verstrekken.
Onder voorwaarde, dat de informatie waarom wordt gevraagd van geringe omvang is. Daarnaast moet het informatie ook nog feitelijk zijn, waarmee er (denk ik) wordt bedoeld, dat de informatie op feiten en niet op geruchten gebaseerd moet zijn.
Verder kan er inzage worden gegeven in documenten die openbaar zijn, waarmee naar alle waarschijnlijkheid wordt bedoelt, documenten die naar het oordeel van het college openbaar zijn.
En alsof dan niet voldoende beperkingen zijn opgelegd, mogen ambtenaren ook nog hun eigen voorwaarden stellen.
Als ze twijfelen of de gevraagde informatie mogelijk een ongunstig licht werpt op de organisatie waarbinnen ze functioneren, dan kunnen ze de hulp van hun baas inroepen, die dan mag beslissen, of de toezichthouder daadwerkelijk de informatie krijgt waar hij om heeft gevraagd.
Dit is geen verordening die past bij een toezichthouder, maar een die past bij een gedweeë meeloper. Meelopers, die alleen maar belangstelling hebben voor hun onkostenvergoeding en het verder niets uitmaakt, dat de verordening die ze van plan zijn van kracht te laten worden, feitelijk een doofpotcultuur legitimeert.
Door de gemeente-secretaris het recht te geven om te bepalen welke informatie er wel en welke informatie er niet hoeft te worden verstrekt aan de toezichthouder.
Dat als gevolg van deze dociele houding van de toezichthouders er in het verleden van alles mis is gegaan en in de toekomst steeds weer opnieuw van alles mis zal blijven gaan, mag geen verbazing wekken.
Wat wel grote verbazing wekt is, dat deze beperkingen (die elke mogelijkheid tot efficiënt en gedegen toezicht onmogelijk maken) onder instemmend geknik van de toezichthouders zelf wordt goedgekeurd.