Even leefde ik in de veronderstelling dat het gezonde verstand had gezegevierd, maar uit de uitspraak in het Kort Geding bij de Raad van State maak ik op, dat de gemeente wel degelijk (samen met Orez) in beroep is gegaan tegen het besluit van de provincie.
Wat de gemeente daar mee denkt te bereiken, anders dan dat men niet voor Orez wil onderdoen, is me een raadsel.
Ik herinner me een vraag van de SP of de provincie bevoegd was tot het nemen van zo’n besluit. Beetje overbodige vraag, want dat de provincie over die bevoegdheid beschikt valt op internet na te lezen.
Zodat er maar één vraag overblijft. Kan de grondslag waarop het besluit is genomen, op enigerlei wijze worden betwist?
Orez meent, dat het recreatiepark onderdeel is van stedelijk gebied en dat het (om die reden) moet voldoen aan de ruimtelijk eisen voor zo’n gebied.
De provincie meent, dat het recreatiepark onderdeel is van landelijk gebied en dat dus de, voor zo’n gebied geldende ruimtelijke eisen van toepassing zijn.
De staatsraad neemt over dat verschil van opvattingen geen besluit, want daarvoor is de bodemprocedure bedoeld, maar laat wel doorschemeren dat hem de opvattingen van de provincie aannemelijker voorkomen.
Kortom, het door de gemeente ingestelde beroep tegen het besluit van de provincie is een doodlopende weg. De gemeente doet er verstandig aan de bodemprocedure niet voort te zetten om de verwarring (die zich meester lijkt te hebben gemaakt van onze bestuurders) niet nog groter te maken.
—————————————————————–
In de toelichting op het vonnis laat het college weten, dat de voorzieningenrechter tot de conclusie is gekomen, dat de raad aan de wensen van GS kan voldoen.
Natuurlijk kan de raad dat.
De enige reden waarom ze dat tot dusver steeds heeft nagelaten is, dat men zich nooit in de opvattingen van GS heeft verdiept. Laat staan dat men er over heeft nagedacht.
Maar dat men, in plaats daarvan, zich gemakshalve steeds weer vereenzelvigde met de opvattingen van het college. Met als resultaat, de situatie waarin we ons nu bevinden.
Alleen de CDA fractie heeft (op het laatste moment) de moed gehad om die verstikkende eensgezindheid te doorbreken.