Op de website van de Raad van State valt de uitspraak te lezen in het Kort Geding dat door Orez was aangespannen tegen de Provincie. Dank zij die uitspraak is het ook wat duidelijker geworden waarover partijen met elkaar van mening verschillen.
Orez en gemeente hebben beroep ingesteld tegen de reactieve aanwijzing van de provincie en zijn er van overtuigd dat zij uiteindelijk in het gelijk gesteld zullen worden.
Daarop vooruitlopend vroeg Orez om een voorlopige voorziening. Die bestond er uit, dat de provincie werd opgedragen om (binnen 4 weken na de uitspraak) in overleg te treden met de gemeente.
Met als oogmerk te bezien, of het besluit van de provincie kon worden ingetrokken, dan wel dat er op alternatieve wijze aan de wensen van de provincie tegemoet kon worden gekomen.
Omdat ter zitting bleek, dat een dergelijke afspraak tussen gemeente en provincie al was gemaakt, lijkt dat een overbodig verzoek te zijn geweest.
Volgens mij had Orez ook gevraagd om opschorting van het door de provincie genomen besluit, maar dat valt niet uit de uitspraak op te maken. Maar als er om gevraagd is, dan is ook dat verzoek afgewezen.
Blijft de vraag waar het uiteindelijk allemaal om draait. Is artikel 15 van de Provinciaal Ruimtelijke Verordening (PRV) van toepassing en zo ja, is de voorziene ontwikkeling van het vakantiepark in strijd met de kwaliteitseisen, zoals die in dat artikel zijn neergelegd?
De voorzieningenrechter oordeelde, dat die vraag in een bodemprocedure nader moet worden onderzocht.
Mijn conclusie in gewoon Nederlands: de oproep van Orez, om de provincie op te dragen om met de gemeente in gesprek te gaan, was feitelijk overbodig, want daarover was al overeenstemming bereikt.
Terwijl de vraag, of de reactieve aanwijzing van de provincie op deugdelijke gronden is gegeven, alleen maar beantwoord kan worden in de beroepsprocedure, die Orez en de gemeente gezamenlijk hebben aangespannen tegen de provincie.
Ik denk dat zo’n beroepsprocedure al gauw 2 jaar in beslag neemt. Wat ondertussen met de bezwaren gebeurt, die door anderen zijn ingediend is me niet helemaal duidelijk.
Er is een procedure waarin Orez/Gemeente de verzoekers zijn en de Provincie de verweerder.
Maar tegelijkertijd loopt er een procedure waarin de IJsselmeervereniging, Heemschut en het ZZM de verzoekers zijn en de gemeente de verweerder.
Hoe ze die twee procedures gaan combineren lijkt me een uitdaging voor de Raad van State, maar die zijn wel wat gewend, begrijp ik.
Voorlopig troost ik me nog even met de opbeurende woorden van wethouder Struijlaart. Dat de regie van het geheel in zijn bekwame handen ligt.