Artikel 169.4 van de gemeentewet bepaalt, dat indien een door het college voorgenomen besluit ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente, zij dat besluit pas zal nemen nadat de raad in staat is geweest haar wensen en bedenkingen kenbaar te maken.
Die wensen en bedenkingen (bijvoorbeeld over het verkopen van grond in plaats van het in erfpacht uitgeven) hadden tijdens de raadsvergadering op 2 februari 2016 naar voren moeten worden gebracht. (De notulen van die vergadering zijn hier te lezen)
Tijdens die raadsvergadering opent raadslid Stella Quasten met de mededeling dat ze van mening is, dat het voorstel geen voorstel is, maar een veredelde raadsbrief. De raad kan van alles van dit voorstel vinden, maar het is gewoon de bevoegdheid van het college. Van Reijswoud zal zich daar later bij aansluiten.
Ik ben bang, dat bovengenoemde raadsfracties zich onvoldoende rekenschap hebben gegeven van het begrip democratie, waarvan de essentie is, dat “het volk” (via haar vertegenwoordigers of rechtstreeks) altijd het laatste woord heeft. Ook als bepaalde bevoegdheden zijn overgedragen aan een college.
Dus, weliswaar is het verkopen van grond een bevoegdheid van het college, maar die bevoegdheid wordt ingeperkt door de verplichting om het voornemen tot verkoop, eerst aan de raad voor te leggen, voordat er een (niet meer ongedaan te maken) besluit wordt genomen.
Zodat de raad niet alleen haar wensen en bedenkingen kenbaar kan maken, maar ook in staat is een eventuele verkoop te verhinderen.
Theoretisch hoeft het college zich van die wensen en bedenkingen niets aan te trekken. Ze is immers bevoegd. Maar als het college zou aangeven, dat ze (ongeacht de door de raad ingebrachte bezwaren) de verkoop toch zou willen doorzetten, dan kan de raad dat verhinderen door het vertrouwen in het college op te zeggen.
Ongetwijfeld een paardenmiddel, maar wel degelijk een legitiem “raadsinstrument”.
Vanuit dat gezichtspunt hebben Quasten c.s. wat mij betreft de handdoek te snel in de ring gegooid en zou een krachtiger pleidooi (tegen het verkopen van de grond) op zijn plaats zijn geweest.
Ter vergoelijking geldt, dat de afweging verkopen/erfpacht door het college niet als een te nemen besluit was aangegeven en het dus pas bij de presentatie van het voorlopige plan duidelijk werd, dat het besluit daarover (binnenskamers) al was genomen.