Mijn vorige column ging over het feit, dat de door de gemeente geraadpleegde verkeersdeskundigen geen verkeerstechnische problemen voorzagen als het ZZM (op het REZ) de beschikking zou krijgen over een parkeerterrein met 350 plaatsen .
Daarmee is ook het hijgerige geroep van SP en HEA (over de congestie die er volgens hen zou ontstaan) ontkracht. Deze (ook in de pers breed uitgemeten) opvatting van SP en HEA wordt niet ondersteund door de opvatting van deskundigen, maar lijken te berusten op vage onderbuik gevoelens bij die partijen.
Is de burger verontwaardig en verontrust? Uitstekend, mooie gelegenheid om hem naar de mond praten, want dat levert straks weer stemmen op. Populisme pur sang.
Hoewel het realiseren van 350 parkeerplaatsen dus verkeerstechnisch geen problemen zou opleveren (volgens de deskundigen), heeft het college inmiddels besloten het verzoek van het ZZM (tot het beschikbaar stellen van 200 plaatsen) af te wijzen. De reden voor die afwijzing wordt genoemd in de raadsbrief van 2 april. Ik citeer.
Een dergelijk aantal van 350 is een theoretische situatie, maar ruimtelijk en bestuurlijk niet realistisch.
Het beschikbaar stellen van parkeergelegenheid is dus klaarblijkelijk om ruimtelijke en bestuurlijke overwegingen niet realistisch. Eerst dan maar even de “ruimtelijke” overwegingen.
De aanvraag voor het beschikbaar stellen van ruimte om te parkeren op het REZ is (voor zover ik weet) veel meer dan 5 jaar geleden gedaan door het ZZM.
Toen het verzoek gedaan werd bestonden er alleen maar vage plannen over een nog te realiseren parkje voor vakantiewoningen en was er (over de omvang van dat park) nog geen enkele beslissing genomen. Er waren (op het moment van aanvraag) dan ook geen “ruimtelijke” beletselen.
Het besluit over de omvang werd pas veel later (door het college) genomen. Namelijk februari 2017 voor wat betreft de voorlopige versie van het plan, terwijl de definitieve versie oktober 2018 werd gepresenteerd.
Het (vorige) college had immers bij de raad bedongen, dat het besluit over de omvang door het college (en de door haar benoemde deskundigen) genomen diende te worden, hetgeen ook geschiede.
Dat terugkomen op dit collegebesluit (over de omvang van het project) uit bestuurlijk oogpunt weinig realistisch is, laat zich eenvoudig verklaren vanuit het feit, dat als het college daar toe zou overgaan, de ontwikkelaar een aanzienlijke schadevergoeding zou eisen.
Althans dat beweert wethouder Struijlaart. Misschien nog niet tegenover de raad, maar inmiddels wel tegenover de standplaatshouders op de camping.
De tragiek van dit alles is, dat zowel raad als college zichzelf “te belangrijk” vinden om te erkennen, dat er in het verleden domme fouten zijn gemaakt. Door niet of nauwelijks met het ZZM te overleggen over een plan, dat neerkomt op een existentiële bedreiging van de toekomstige bereikbaarheid van het ZZM.
Of een rechter net zo makkelijk voorbij zal gaan aan de belangen van het ZZM, als raad en college tot dusver hebben gedaan, moet worden afgewacht, maar ik vrees het ergste.