Met mijn blog volg ik al meer dan 9 jaar de gemeentelijke politiek. Gedurende die tijd heb ik meermalen mijn verbazing uitgesproken over de verschillende feiten. Zoals daar zijn.
- Dat de gemeente besloot halsoverkop meer dan een half miljoen uit te geven om zeggenschap te krijgen over haar eigen grond, om die zeggenschap (na een paar maanden) weer over te dragen voor een lager bedrag dan wat ze daar zelf voor had betaald.
- Dat het rond het SMC gevoerde beleid gedurende de afgelopen 10 jaar tot niet meer heeft geleid dan dat de betrokken panden van eigenaar zijn gewisseld, maar dat dit “beleid” wel door de voltallige raad is goedgekeurd.
- Dat een wethouder, die het budgetrecht van de raad met de voeten trad en meer dan een half miljoen meer uitgaf dan hem door de raad was toegestaan, daarvoor nooit werd berispt, maar met vlag en wimpel werd uitgezwaaid.
- Dat de raad nooit is gewaarschuwd voor kostenoverschrijdingen, maar dat het college tot op het laatste moment bleef volhouden dat men bij de verbouwing van de Drommedaris binnen het gestelde budget was gebleven, terwijl achteraf bleek dat het met meer dan een half miljoen was overschreden.
- Dat de (met de stichting de Drom) gemaakte afspraken niet werden nagekomen, zodat er onderhands extra subsidies moesten worden verstrekt, die vervolgens met behulp van valse offertes werden gefinancierd.
- Dat de gemeente beweert, dat betalingsafspraken met anderen (zoals aannemers) nooit schriftelijk worden vastgelegd.
Het betreft hier maar een kleine bloemlezing. In werkelijkheid gaat het om veel meer zaken waarover ik mij de afgelopen 9 jaar heb verbaasd. Vrijwel altijd keurig onderbouwd en met verwijzing naar de gemeentelijke stukken waarop mijn verbazing was gebaseerd.
Uiteraard betrof het hier kritiek op het functioneren van college en raad. Hoewel beide instanties voortdurend beweren dat zij burgerparticipatie hogelijk op prijs stellen heb ik daar de afgelopen 9 jaar niets van gemerkt. Klaarblijkelijk wordt burgerparticipatie (in de vorm van kritiek op hun functioneren) niet op prijs gesteld.
Daarmee is niet gezegd, dat de raad zelf geen kritiek heeft op haar eigen functioneren, alleen die zelfkritiek is anders dan de kritiek van de buitenstaanders. De kritiek van een buitenstander, waarvan ik hierboven wat voorbeelden heb gegeven, betreft de tamelijk willekeurige toepassing van wat je de democratische spelregels zou kunnen noemen.
Met daarnaast het feit, dat een waarheidsgetrouwe voorstelling van zaken kennelijk niet langer een plicht is van de overheid, maar een keuze mogelijkheid waarvan men, al dan niet en met stilzwijgende instemming van de raad, gebruik van kan maken.
De raad zelf maakt zich echter over geheel andere dingen zorgen, waarbij het meestal gaat over uiterlijk vertoon. Bejegent men elkaar wel met voldoende respect?
Waar mijn kritiek gericht is op de kwaliteit van de besluitvorming is de raad gevoelig voor wat zij een als een aantasting van haar gezag ervaart.
En omdat de raad een slager is die zijn eigen vlees keurt, ontbreekt de noodzaak om zich ook maar iets aan te trekken van (door anderen) geleverde kritiek op de kwaliteit van haar besluitvorming.
En dat heeft ze, de afgelopen 9 jaar, dan ook niet gedaan.
Dat neemt niet weg, dat dit aantoonbare gebrek aan kwaliteit in de besluitvorming de burger in de loop der jaren handen met geld gekost heeft.
Maar zolang de Enkhuizer bevolking het daarvoor benodigde geld blijft ophoesten, is er verder geen vuiltje aan de lucht en kan de raad blijven doorgaan met deze vertrouwde manier van werken.