De opwaardering van het recreatieoord Enkhuizerzand doet me denken aan een verhaal uit het boek over Dik Trom.
Dik doet mee aan een hondenkar-race die hij wint door een slimmigheidje. Hij bindt een worst aan een hengel en houdt hem vlak voor de neus van de hond die zijn kar gaat trekken.
In een poging de worst te pakken begint de hond te rennen, maar komt uiteraard geen centimeter dichter bij de worst.
De gevoel bekruipt me ook een beetje bij het recreatieoord. Er zijn in de loop der jaren allerhande plannen voor het gebied ontwikkeld. Er is er geen één uitgevoerd. Het enige plan dat halsoverkop wel werd uitgevoerd was de aankoop van de Uilenbanen.
Onder het voorwendsel dat men grond kocht, betaalde de gemeente meer dan een half miljoen om zeggenschap te krijgen over haar eigen grond (afkoop erfpacht constructie), om die pas verkregen zeggenschap 3 maanden later weer over te dragen aan Sprookjeswonderland.
Als rechtvaardiging voor deze uitzonderlijke uitgave gold, dat men zodoende een beter vlekkenplan zou kunnen creëren. De toenmalige wethouder voorspelde, dat hij binnen een jaar de eerste bieding voor de vrijgekomen grond zou krijgen, maar vervolgens werd er nooit meer iets over gehoord.
Om de raad zoet te houden werden marktverkenningen uitgevoerd, die onveranderlijk positief uitvielen, maar waarvan niemand wist waaruit ze bestonden.
De competitieve dialoog (kosten twee ton) werd aangeprezen als zijnde het middel om de impasse te doorbreken. Maar die werd (zonder verdere verklaring) weer ingeruild tegen een (volstrekt overbodige) Europese aanbesteding. Die op haar beurt jammerlijk mislukte, waarna de opdracht werd “gegund” aan een (op dat terrein) onbekende speler.
In plaats van (bij die gunning) rekening te houden met de (al geruime tijd bekende) wensen van een belanghebbende in het gebied (het ZZM) en die vast te leggen in de kaders waarbinnen de opdracht moest worden vervuld, werden die wensen genegeerd en niet opgenomen als kader waarbinnen moest worden gewerkt.
Zodat er (bij de eerste versie van het plan) ook geen rekening was gehouden met de wensen van het ZZM.
Vervolgens is men anderhalf jaar lang bezig geweest met verdere verfijning van de uitvoering, maar heeft men geen enkele poging ondernomen om de bij het ZZM levende bezwaren weg te nemen. Er moest zelfs (op aandringen van de provincie) een “verkenner” worden aangesteld om het contact te herstellen en te normaliseren.
Kortom, talloze uitvoeringsproblemen passeren anderhalf jaar lang de revue, maar de grootste bedreiging voor het project (de bezwaren van het ZZM) blijft anderhalf jaar onbelicht en onbesproken. Waardoor het risico van een vertraging van nog eens 4 jaar blijft bestaan.
Hoewel de “verbeterde” versie van het project (zo mogelijk) nog minder tegemoet komt aan de bezwaren van het ZZM, laat de wethouder blijmoedig weten dat hij denkt binnen enkele weken een compromis te hebben bereikt.
Dit alles overziende bekruipt mij het gevoel dat de gemeente eigenlijk niets liever heeft dan dat de status quo gehandhaafd blijft. Elk plan is een worst, die in eerste instantie de raad (maar uiteindelijk ook ons) wordt voorgehouden, waar we met zijn allen achteraan mogen hollen, maar die nooit binnen ons bereik komt.
Ook dit plan zal (zo vrees ik) uiteindelijk weer buiten bereik blijven, waarbij de gemeente uiteraard haar handen in onschuld wast.
Niet zijzelf is de oorzaak van deze zoveelste mislukking, maar het ZZM.
Daar heeft voormalig burgemeester Jan Baas ons (in zijn afscheidsrede) al op voorbereid.