Tot mijn grote opluchting heeft de raad een verstandig besluit genomen inzake het verzoek tot bekrachtigen van de geheimhouding.
Niet dat ik onder de indruk was van de aangevoerde argumenten. Die waren (m.u.v. Jan Raven) aan de magere kant, maar het besluit was het enig juiste dat kon worden genomen. Geen bekrachtiging van de door het college opgelegde geheimhouding.
De enige die een poging deed om met behulp van de WOB zijn standpunt te beargumenteren was Jan Raven, die daarin trouwens niet echt werd bijgevallen.
Het uitgangspunt dat ik de afgelopen tijd HIER naar voren heb gebracht was, dat openbaarheid van bestuur de regel was, maar dat er in de wet bepaalde uitzonderingen werden genoemd die (zoals dat heet) de regel bevestigen. Deze uitzonderingen, opgesomd in artikel 10 van de wet, zou je wettige uitzonderingen kunnen noemen.
De uitzondering waarop het college geheimhouding bepleitte (‘we zijn het samen overeengekomen’) staat niet in de wet en is in mijn ogen dan ook een onwettige uitzondering.
De enigen die er voorstander van waren om (op basis van een onwettige uitzondering) geheimhouding te bekrachtigen, was het liberale smaldeel in de raad. De VVD en D66.
Vond ik de argumentatie van de tegenstanders niet al te sterk, de argumentatie van de voorstanders was helemaal beneden peil.
Zo vroeg Van Reijswoud (VVD) zich af wie er om geheimhouding had gevraagd. Een vraag die net zo relevant is als wanneer een verbaliserend agent zich afvraagt of de snelheidsovertreder wellicht haast had. Het gaat primair om de overtreding zelf en niet om het motief van de overtreder voor die overtreding.
Zelfs al had de architect op geheimhouding aangedrongen (hetgeen hij blijkens een kranteninterview niet had gedaan), dan nog had de wethouder hem er op moeten wijzen dat de WOB het voor hem onmogelijk maakte om een dergelijke toezegging te doen. Kennelijk berust het VVD gedachtengoed op het idee, dat je de werking van elke wet kunt omzeilen, zolang je de bewindspersoon in kwestie er van kan overtuigen, dat er voor jou een uitzondering moet worden gemaakt. Daar is een goed Nederlands woord voor en noemen we gewoonlijk “vriendjespolitiek”.
Voor Koning (D66) was geheimhouding ook een uitgemaakte zaak. Het was privaat-rechterlijk overeengekomen, dus er was niets aan de hand. Van deze partij, die lokaal het standpunt huldigt dat je als raadslid alleen binnen de raadszaal de discussie hoeft aan te gaan (en dat vervolgens consequent nalaat), was onder leiding van Koning toch al geen peil meer te trekken.
Koning discussieert niet, maar leest vooraf opgestelde verklaringen voor en hult zich dan in stilzwijgen. De partij, die zich ooit presenteerde als redelijk alternatief is (nadat ze landelijk één van haar kroonjuwelen, het referendum, om zeep had geholpen) naar een bedenkelijk regentesk niveau afgezakt en demonstreert dat lokaal tijdens bijna elke vergadering.
Wat beide liberale partijen proberen uit te stralen is het volgende:
Wetten er zijn om toegepast te worden op het klootjesvolk, terwijl wij, als regenten, zelf mogen bepalen of ze ook op ons van toepassing moeten zijn. En in geval het ons (en onze vrienden) niet past, mogen we zelf uitzonderingen op die wetten verzinnen. Die we vervolgens alleen maar ter goedkeuring hoeven voor te leggen aan de vertegenwoordigers van dat klootjesvolk, die het met een beetje geluk nog goedvinden ook.
Gelukkig heeft dat gedachtengoed het, met meer geluk dan wijsheid trouwens, deze keer niet gehaald, maar waakzaamheid blijft geboden.