Op 9 mei schreef ik over de raadsbrief van 17 april, die volgens Hans Langbroek pas begin mei (na juridische toetsing door de advocaat) aan de raad was verstrekt. De inhoud van de raadsbrief riep bij Hans een tweetal vragen op die hij schriftelijk aan het college stelde.
Zijn belangrijkste vraag was of de raad “wél” inzage zou krijgen in de “geheime” overeenkomst tussen gemeente en architect.
Ik vond dat een wat onbeholpen vraag voor iemand die (volgens mij) al langer dan 12 jaar raadslid is (en om die reden in aanmerking komt voor een koninklijke onderscheiding bij zijn vertrek).
Zijn vraag had (wederom volgens mij) niet moeten zijn “of”, maar “wanneer”.
Nu zit de raad braaf drie weken lang te wachten op de bevestiging van het feit, dat raadsleden (met het oog op hun controlerende functie) altijd inzicht hebben in alle overeenkomsten die de gemeente sluit met andere partijen.
Het zegt iets over de kwaliteit van de Enkhuizer raad als zelfs het langstzittende lid nog aan het college moet vragen wat zijn rechten zijn, want natuurlijk heeft de raad recht op inzage. Alleen, het kan zijn (en is zelfs heel waarschijnlijk) dat het college de raad geheimhouding oplegt. Overtreding van die geheimhoudingsplicht kan leiden tot strafvervolging.
Tamelijk basale kennis dunkt me en daarom is het verwonderlijk dat we inmiddels 3 weken verder zijn en we nog steeds niet weten wat het formele antwoord van het college is. Ondanks het feit dat wethouder Struijlaart (als reactie op soortgelijke mondelingen vragen van Michèl de Jong) zijn uiterste best zou doen voor een snelle beantwoording.
Kortom het is niet meer dan een soort van kat en muis spelletje tussen college en raad. De raad wil iets weten? Dan doet het college zo lang mogelijk over het geven van een antwoord op zelfs de meest eenvoudige vraag.
Een irritante gewoonte van het college die bij gewone burgers de nodige weerstand oproept, maar niet bij de leden van de raad. Wat volgens mij te wijten is aan het Olie B. Bommel effect.
Daarover een andere keer meer.