Gisterenavond werd het uitvoeringsplan schuldhulpverlening besproken en eerlijk gezegd duizelt het me nog steeds een beetje.
Om te beginnen de kostenverdeling. Werd door verschillende partijen “aangestipt” zonder dat het van invloed was op de uiteindelijke besluitvorming.
Nogal wat politiek correcte aandacht werd besteed aan de stigmatisering van de uitkeringsgerechtigden door hen te associëren met schuldhulpverlening. Maar dat gezegd hebbende, ging iedereen verder akkoord met een kostenverdeling die was gebaseerd op zogenaamde BUIGgelden. De inkomsten die de gemeenten ontvangen om de gevolgen van de Participatiewet te kunnen financieren.
Waarmee je dan, ondanks alle eerdere beweringen van het tegendeel, toch weer gewoon een rechtstreekse koppeling maakt tussen verstrekte bijstandsuitkeringen en de bijdrage aan de schuldhulpverlening.
Alleen Stella Quasten had een andere invalshoek. Ze had geïnformeerd naar het aantal aanmeldingen bij de Kredietbank. Dat bleken er 130 te zijn, waarvan de meerderheid uit Enkhuizen. Welke conclusie daar uit moest worden getrokken liet ze in het midden.
Ik weet ook niet wat ik met die getallen moet. Elke aanmelding bij de Kredietbank kost een kleine € 1000,- staat in het raadsvoorstel. Als Stella het heeft over jaarlijks (?) 130 aanmeldingen dan hebben we het dus over € 130.000,- aan kosten per jaar.
Een probleem dat we vervolgens gaan oplossen door jaarlijks € 390.000,- uit te geven aan nieuw aan te nemen personeel. Hetgeen opmerkelijk genoeg dan weer resulteert in een besparing van € 35.000,- op jaarbasis.
Eigenlijk begreep ik deze keer alleen Van Reijswoud (VVD). Zijn kritiek gold de financiële onderbouwing van het voorstel. Het scheelde weinig of hij had de SP mee gekregen, maar dan zou het voorstel verworpen zijn en dat vond de SP kennelijk niet passen bij haar imago.
Na een extra toezegging dat de zaak na een jaar opnieuw geëvalueerd zou worden ging de Enkhuizer gemeenteraad alsnog akkoord.
De uitkomst van dat soort evaluaties is gewoonlijk dat we (ondanks tegenvallende uitkomsten) toch gewoon door moeten gaan, omdat één jaar nu eenmaal een heel korte periode is.
Al met al leverde de behandeling door de raad van dit onderwerp meer vragen op dan antwoorden. Een opvatting die waarschijnlijk ook gedeeld werd door D66, VVD, CDA, en Van der Pijll want die stemden tegen. De Jong onthield zich (om voor mij onduidelijke reden) aan deelname aan de discussie en stemming.
Kennelijk was er sprake van een vorm van belangenverstrengeling.